Arboretum - Heempark
in GIETHOORN
"De natuur is het bewonderswaardigst
in de kleine dingen",
Een spreuk afkomsig van:
Plinius de Oudere,
een Romeins militair en letterkundige
uit 23 tot 79 na Christus
De foto rechts is de GinkgoBiloba Japan-se Noten-boom. Arb.nr.29
Een B O O M
Een boom is een overblijvende plant met een verhoute stam en een kroon of kruin. De meeste definities over de omschrijving van een boom noemen het bezit van één stam en een hoogte van meer dan 4 meter als bepalend. Daar onder noemt men het een struik.
Een boom kan afhankelijk van de soort tot meer dan honderd meter hoog worden en groeien op zeer verschillende gronden. De mangrove-soorten groeien zelfs op brak water.
Een boom kan afhankelijk van de soort en de omstandigheden heel oud worden, van vele honderden tot enkele duizenden jaren. Zo kan de JAPANSE NOTENBOOM ( Arboretum nr. 29 en zie hiernaast) meer dan 1000 jaar oud worden; in China is de oudste Japanse Notenboom ongeveer 3500 jaar oud. Wilg ( Arboretum nr. 82 en 83) en Populier ( Arboretum nr. 107) behoren tot de boomsoorten die meestal niet meer dan 100 jaar oud worden.
Vanwege het formaat spelen bomen vaak een hoofdrol in levensgemeenschappen met een boomlaag. Vogels bouwen er hun nest, mossen, korstmossen, schimmels en algen leven epifytisch op de stam, op de takken en soms op de bladeren. Insecten leven van de bladeren of het hoput (o.a. de houtworm). Sluipwespen parasiteren weer op deze insecten. Ook is de boom vanwege vruchten en zaden een belangrijke voedselbron voor onder ander apen, eekhoorns en vogels.
De mens gebruikt de boom naast voedselproduktie en sier ook voor de produktie van timmer- en brandhout.
1. Stam
De stam van een boom bestaat uit een cilinder van hout. Om deze cilinder van hout bevindt zich een laag van delingsweefsel, het cambium, dat naar binnen toe hout en naar buiten toe bastweefsel afzet. Hierdoor groeit de boom in de dikte; de z.g. secundaire diktegroei. Afhankelijk van het klimaat kan een boom, al dan niet, groeiringen (jaarringen) vormen. Het staat echter niet zonder meer vast dat er elk jaar een ring gevormd wordt; ook schijnringen komen voor.
2. Takken
Een tak is ondeel van een boom of een struik. Op de takken staan de blad-,bloem- en eventueel gemengde (bladeren en bloemen in dezelfde knop) knoppen. De knoppen kunnen tegenover elkaar, in kransen of verspreid staan. Aan het eind van de tak staat een eindknop. Officieel is een tak pas een tak als die 3 jaar oud is.Daarvoor wordt het een twijg genoemd. Een twijg is dus een 1- of 2- jarigehoutige stengel.
3. Bladeren
De meeste bomen hebben bladeren. Ze zien er niet altijd uit als bladeren, maar hebben soms een zeer smalle bladschijf, zoals bij naaldbomen. Er zijn bladverliezende en groenblijvende bomen. De loofbomen in de gebieden buiten de tropen en subtropen verliezen hun blad waardoor ze een droge of een koude periode kunnen overleven. De meeste naalbomen behouden echter hun naalden. De LARIKS of LORK is een bladverliezende naaldboom. In het ARBORETUM 'Giethoorn' zijn aanwezig de LARIX Keampferi - Japanse Lariks - nr. 24 & de LARIX Decidua - Europese Lariks - nr. 134
Loofbomen in de tropen kunnen afhankelijk van de soort hun blad behouden of verliezen. Bladverliezende soorten laten hun blad in de droge tijden vallen en passen daarmee hun waterbehoefte aan.
3. Bladeren
De meeste bomen hebben bladeren. Ze zien er niet altijd uit als bladeren, maar hebben soms een zeer smalle bladschijf, zoals bij naaldbomen. Er zijn bladverliezende en groenblijvende bomen. De loofbomen in de gebieden buiten de tropen en subtropen verliezen hun blad waardoor ze een droge of een koude periode kunnen overleven. De meeste naalbomen behouden echter hun naalden. De LARIKS of LORK is een bladverliezende naaldboom. In het ARBORETUM 'Giethoorn' zijn aanwezig de LARIX Keampferi - Japanse Lariks - nr. 24 & de LARIX Decidua - Europese Lariks - nr. 134
Loofbomen in de tropen kunnen afhankelijk van de soort hun blad behouden of verliezen. Bladverliezende soorten laten hun blad in de droge tijden vallen en passen daarmee hun waterbehoefte aan.
4. Wortel
Uit het zaad wordt een hoofdwortel of penwortel gevormd. Deze wortel kan diep in de grond doordringen en zorgt voor een balangrijk deel voor de verankering van de boom. Door het wegspoelen van grond kunnen de wortels gedeeltelijk bloot komen te liggen. Sommige soorten maken ook luchtwortels.
5. Vrucht
Bij bomen treedt pas bloei en vruchtdracht op nadat ze overgegaan zijn van de juveniele naar de volwassen (adulte) fase. Dit kan variëren van enkele tot tientallen jaren. Daarnaast komt bij veel soorten beurtjaren voor. In het jaar met een zware vruchtdracht wordt wel van een mastjaar gesproken. Hierna treedt 1 tot 4 jaar geen vruchtdracht op, omdat de boom over onvoldoende reservestoffen beschikt. In de fruittteelt worden beurtjaren tegengegaan door de aanplant van rassen die weinig beurtjaar gevoelig zijn en door vruchtdunning
Bloei kan optreden op kortloten, langloten of op beiden. Tussen de boomsoorten zijn hier verschillen in.
Aan bomen komen in het algemeen dezelfde typen vruchten voor als aan kruidachtige planten. Sommige bomen, zoals de cacaoboom, heeft cauliflore vruchten. De bloei en vruchtdracht vinden op de stam plaats. Cauliflorie maakt het mogelijk om zware vruchten te vormen, die door zwakkere takken niet gedragen zouden kunnen worden.
GEBRUIK en GEBRUIKSTYPE
Bomen kunnen naar gebruikstype als volgt gerangschikt worden:
RELIGIE
MARKANTE BOMEN in NEDERLAND
In het midden van het dorp staat één van de dikste en oudste essen van ons land. De boom werd geplant rond het jaar 1800 en heeft inmiddels een stamomvang van 415 centimeter. De hoogte is 25 meter. Kooiker Gerrit Jansz. Otter bouwde in 1882 een huis achter de boom. De wortels van de es hebben door de jaren heen rond het huis een forse bult opgeworpen. Het geheel staat in de volksmond bekend als 'de Essenbult'. Het huis heet: de 'ESSENBELT'